Ebenezer Home | Tsnua (100) vertelt over Gods werk

Op 3 september vieren we een heel speciale gebeurtenis – Tsnua’s 100e verjaardag! Tsnua (‘bescheiden’ in het Hebreeuws) zal onze eerste bewoner zijn die deze mijlpaal bereikt. Zoals de 100e Psalm getuigt, kunnen we echt dankbaar zijn en de naam van de Heere zegenen voor Zijn goedheid en barmhartigheid jegens Zijn volk door alle generaties heen, zoals Tsuna’s levensverhaal zal laten zien, verteld door Tsnua zelf.

Tsnua werd in 1922 geboren uit Joodse ouders die een jaar eerder naar het toenmalige ‘Palestina’ waren geëmigreerd, haar vader was horlogemaker en haar moeder verpleegster. Tsnua herinnert zich haar vader als een vrijgevige man en haar moeder als een zeer vriendelijk persoon die vele anderen hielp en ze heeft duidelijk haar betrokkenheid op anderen van beiden geërfd. Het gezin verhuisde naar Parijs zodat haar vader zijn studie in optometrie af kon ronden, maar er gebeurde iets ergs, haar moeder kreeg tuberculose en stierf uiteindelijk op 36-jarige leeftijd. De kinderen werden naar een pleeggezin in een dorp en later naar een ‘Wizo’-instelling gestuurd, maar uiteindelijk besloot hun vader met hen terug te keren naar Israël toen Tsnua 12 was en haar broer 9. Al erg aan elkaar gehecht groeiden ze op in een kinderdagverblijf en in het agrarische jongerendorp ‘Shfeya’.

Na haar middelbare school woonde Tsnua bij haar vader en werkte ze als praktijkverpleegkundige toen ze haar eerste man ontmoette. Ze woonden in Haifa en hadden een dochter genaamd Ilana, voordat ze naar Ramat Gan verhuisden. Toen haar vader erg ziek werd, verpleegde ze hem tot hij stierf en ondervond ook nog het grote verdriet van de scheiding, waarbij haar man haar niet toestond om de voogdij over hun dochter te hebben totdat ze 16 jaar was. Tsnua verhuisde naar Haifa en ging werken als verpleegster in een bejaardentehuis op de Karmel. In 1973 ontmoette en trouwde ze Mati Abramovitz, een goedhartige en vrijgevige man en ze woonden in Rishon Letzion waar ze 10 jaar vrijwilligerswerk deed in een vereniging die mensen hielp die mentaal kwetsbaar waren.

Tsnua vertelt hoe ze tot geloof is gekomen… “Na de oorlog stelde Mati voor eens een vakantietripje te maken om uit te rusten in Jeruzalem en we verbleven in het Christchurch Hostel in de buurt van de Jaffa Gate, waar we een echtpaar uit Engeland ontmoetten die het land bezochten. We raakten bevriend met hen en ze bezochten ons bij ons thuis. Shirley, de vrouw, sprak met mij over het geloof in God en over Jezus die de zoon van God is. In 1975 nodigden ze ons uit om bij hen in Engeland op bezoek te komen en op een dag vroeg Shirley of ik zin had om haar te vergezellen naar het gebedshuis waar ze elke zondag naartoe gingen. Ik stemde toe. In het begin zag Shirley dat ik een beetje ongerust was, want ik was bang dat ik ons Joodse geloof verraadde, maar Shirley stelde me gerust en zei dat ze alleen zouden bidden en liederen zouden zingen uit de Psalmen die uit de Joodse Bijbel komen. Het waren echt prachtige liederen. Terwijl ik daar was, overkwam mij iets heel erg bijzonders, ik had een visioen en zag Jezus! Ik wist dat het de Heere Jezus was die naar mij keek en glimlachte met zulke mooie vriendelijke ogen die schitterden van goddelijke goedheid. Ik vertelde niemand over het visioen, maar nadat Mati en ik uit Engeland waren teruggekeerd, begon ik voor het slapengaan te bidden in de naam van Jezus, onze Verlosser, zoals ik hen in Engeland hoorde bidden. Ik wist niet dat in het Hebreeuws Zijn naam Yeshua is. In 1990 overleed mijn man plotseling aan een hartaandoening en om over mijn depressie heen te komen deed ik vrijwilligerswerk in een medisch centrum. Op een dag kwam een patiënt die gelovig was voor een ECG-harttest en sprak met mij over Jezus. Vanaf dat moment voelde ik de drang om tot een Messiaanse gemeenschap te behoren en werd ik geleid naar de ‘Grace & Truth’ gemeenschap in Rishon Letzion.

Het hebben van gemeenschap gaf me eindelijk spirituele en mentale voldoening. De vrouw van de dominee vertelde me over een Messiaans bejaardentehuis in Haifa genaamd ‘Ebenezer’ en stelde voor dat ik het huis zou bezoeken en zou overwegen om daarheen te verhuizen, omdat ik weduwe was en alleen woonde en het verstandig zou zijn om op een beschermde plek te wonen. Ik bezocht de plaats en was erg onder de indruk. Mijn dochter Ilana verzette zich niet tegen mijn verhuizing, dus ongeveer 2 jaar later in september 1998 verhuisde ik naar Ebenezer. Ik ben erg gelukkig in het huis; de manager en al het personeel zijn erg aardig. Ik dank de Heere dat Hij mij in zo’n goed huis heeft laten leven waarin ik mijn laatste jaren zal doorbrengen. Mijn dochter, Ilana, komt me vaak bezoeken en van tijd tot tijd komen er ook andere familieleden”.